
Algemeen
De Oud-Hollandse Meeuw is een middelgrote, kwieke duif, welke in de omgang zeer vertrouwelijk is. De naam "Meeuw" is ontleend aan de oppervlakkige gelijkenis met zeemeeuwen; wit met blauwgrijze vleugels. Alle meeuwenrassen zijn zeer gezellig van aard, rustig en toch uitermate levendig en aanhankelijk. Kortom, ze hebben een prettig karakter en hechten bij een goede verzorging zo zeer aan hun verzorger dat men zelden lievere vogels zal aantreffen.
Oorsprong
Alle meeuwenrassen zijn van Oud-Oosterse oorsprong. Hun stamland moet gezocht worden in Midden-Azië, vanwaar zij naar Noord-Afrika werden overgebracht en vandaar door zeevaarders meegebracht naar Europa. In het gehele oosten was de duivenfok al eeuwen zeer geliefd. Op vele tempels en moskeeën waren ze te vinden.
Omdat op gedenktekens in Egypte van zo'n 3000 jaar voor Christus afbeeldingen zijn gevonden van duiven met gekrulde halsveren (jabot) en kuifjes worden de Meeuwenrassen geacht te behoren tot de alleroudste duivenrassen.
De Oud-Hollandse Meeuw is dus als ras zeer oud, niettegenstaande het feit dat zij, na door tentoonstellingsfokkers altijd vergeten en miskend te zijn geweest, pas in 1938 werd erkend. Deze erkenning is vooral te danken aan de Brabander wijlen H.T.G. Moezelaar, die in datzelfde jaar tevens de Oud-Hollandse Meeuwclub oprichtte.
Op dat moment was de Oud-Hollandse Meeuw niet meer dan een gezellig duifje dat men vooral tegenkwam rondom boerderijen, maar dat veranderde in hoog tempo. In 1938 is door de Oud-Hollandse Meeuwclub een ideaalbeeld opgesteld van hoe de Oud-Hollandse Meeuw er uiteindelijk uit moest komen te zien. Dit ideaalbeeld is de standaard van de Oud-Hollandse Meeuw geworden en is dus de leidraad van alle fokkers ervan. De Oud-Hollandse Meeuwclub bewaakt de standaard en de fokkers proberen steeds verder het ideaalbeeld te benaderen.
Uiterlijke kenmerken
De Oud-Hollandse Meeuw is een sierlijke vogel om te zien. De duif is niet te lang en staat niet te laag op de benen. De staart wordt horizontaal gedragen en de slagpennen rusten op de staart. Met zijn donkerbruine ogen krijgt het dier een levendige maar zachte uitdrukking. De kop is langwerpig, aan de bovenkant getooid met een fraaie puntkap. De vleeskleurige snavel is middellang, waaronder een goed uitgesneden keel de kop een parmantig aanzien geeft. Op de brede, diepe en goedgeronde borst vindt men een verticale rij gekrulde veertjes, de jabot genaamd.
Kleuren
De Oud-Hollandse Meeuw kent verschillende kleurslagen. Allen zijn wit, alleen de vleugels kunnen gekleurd zijn. De diversiteit van de vleugelkleur: wit, zwart, rood, geel, blauw, dun, blauwzilver, roodzilver, geelzilver, blauwkras, roodkras, geelkras en dunkras.
De fok
De Oud-Hollandse Meeuw heeft een middellange snavel waardoor ze, in tegenstelling tot sommige andere meeuwenrassen, zeer goed in staat is haar eigen jongen groot te brengen. Gesteld dat het fokseizoen loopt van februari tot en met juni zijn 6 tot 8 jonge duiven van één koppel geen uitzondering.
Vliegen
Hoewel de Oud-Hollandse Meeuw door een groot aantal liefhebbers in volières wordt gehouden, kan ze zeer goed los vliegen. Ze vliegt niet veel, maar wanneer ze los wordt gelaten scharrelt ze altijd rond in de tuin en is, door haar vertrouwelijke en nieuwsgierige karakter, altijd in de buurt van mensen te vinden.
De Oud-Hollandse Meeuw is een middelgrote, kwieke duif, welke in de omgang zeer vertrouwelijk is. De naam "Meeuw" is ontleend aan de oppervlakkige gelijkenis met zeemeeuwen; wit met blauwgrijze vleugels. Alle meeuwenrassen zijn zeer gezellig van aard, rustig en toch uitermate levendig en aanhankelijk. Kortom, ze hebben een prettig karakter en hechten bij een goede verzorging zo zeer aan hun verzorger dat men zelden lievere vogels zal aantreffen.
Oorsprong
Alle meeuwenrassen zijn van Oud-Oosterse oorsprong. Hun stamland moet gezocht worden in Midden-Azië, vanwaar zij naar Noord-Afrika werden overgebracht en vandaar door zeevaarders meegebracht naar Europa. In het gehele oosten was de duivenfok al eeuwen zeer geliefd. Op vele tempels en moskeeën waren ze te vinden.
Omdat op gedenktekens in Egypte van zo'n 3000 jaar voor Christus afbeeldingen zijn gevonden van duiven met gekrulde halsveren (jabot) en kuifjes worden de Meeuwenrassen geacht te behoren tot de alleroudste duivenrassen.
De Oud-Hollandse Meeuw is dus als ras zeer oud, niettegenstaande het feit dat zij, na door tentoonstellingsfokkers altijd vergeten en miskend te zijn geweest, pas in 1938 werd erkend. Deze erkenning is vooral te danken aan de Brabander wijlen H.T.G. Moezelaar, die in datzelfde jaar tevens de Oud-Hollandse Meeuwclub oprichtte.
Op dat moment was de Oud-Hollandse Meeuw niet meer dan een gezellig duifje dat men vooral tegenkwam rondom boerderijen, maar dat veranderde in hoog tempo. In 1938 is door de Oud-Hollandse Meeuwclub een ideaalbeeld opgesteld van hoe de Oud-Hollandse Meeuw er uiteindelijk uit moest komen te zien. Dit ideaalbeeld is de standaard van de Oud-Hollandse Meeuw geworden en is dus de leidraad van alle fokkers ervan. De Oud-Hollandse Meeuwclub bewaakt de standaard en de fokkers proberen steeds verder het ideaalbeeld te benaderen.
Uiterlijke kenmerken
De Oud-Hollandse Meeuw is een sierlijke vogel om te zien. De duif is niet te lang en staat niet te laag op de benen. De staart wordt horizontaal gedragen en de slagpennen rusten op de staart. Met zijn donkerbruine ogen krijgt het dier een levendige maar zachte uitdrukking. De kop is langwerpig, aan de bovenkant getooid met een fraaie puntkap. De vleeskleurige snavel is middellang, waaronder een goed uitgesneden keel de kop een parmantig aanzien geeft. Op de brede, diepe en goedgeronde borst vindt men een verticale rij gekrulde veertjes, de jabot genaamd.
Kleuren
De Oud-Hollandse Meeuw kent verschillende kleurslagen. Allen zijn wit, alleen de vleugels kunnen gekleurd zijn. De diversiteit van de vleugelkleur: wit, zwart, rood, geel, blauw, dun, blauwzilver, roodzilver, geelzilver, blauwkras, roodkras, geelkras en dunkras.
De fok
De Oud-Hollandse Meeuw heeft een middellange snavel waardoor ze, in tegenstelling tot sommige andere meeuwenrassen, zeer goed in staat is haar eigen jongen groot te brengen. Gesteld dat het fokseizoen loopt van februari tot en met juni zijn 6 tot 8 jonge duiven van één koppel geen uitzondering.
Vliegen
Hoewel de Oud-Hollandse Meeuw door een groot aantal liefhebbers in volières wordt gehouden, kan ze zeer goed los vliegen. Ze vliegt niet veel, maar wanneer ze los wordt gelaten scharrelt ze altijd rond in de tuin en is, door haar vertrouwelijke en nieuwsgierige karakter, altijd in de buurt van mensen te vinden.